DE 3 B’s: BEHOEFTE - BELASTING - BALANS

VOEDING IN DE MODERNE DUIVENSPORT

Zoals reeds aangehaald in de inleiding is goed voeren vooral een kwestie van inspelen op de behoeften van de duiven. Deze behoefte wordt voornamelijk bepaald door de belasting van de duiven, waarbij ook de weersomstandigheden een rol spelen.

 

Duiven die op jongen zitten hebben een veel hogere eiwitbehoefte dan duiven die op weduwschap zitten. Duiven die wekelijks gespeeld worden met oplopende afstanden tot 700 kilometer hebben een veel hogere energiebehoefte dan duiven die alleen vitesse vliegen of duiven die tweewekelijks worden gespeeld. Een aanvullende factor ten aanzien van de belasting is het weer. Wanneer het koud is hebben duiven meer energie nodig dan bij warm weer. Hebben de duiven op de vluchten veelvuldig af te rekenen met tegenwind, hebben ze aanmerkelijk meer energie nodig dan bij wind mee. Kortom: de behoeften van de duiven veranderen steeds afhankelijk van hun belasting en het is aan de melker om hier adequaat op in te spelen.

 

De mengelingen die we aan onze duiven voorschotelen moeten zodanig uitgebalanceerd zijn dat ze inspelen op de behoeften van de duiven. Grofweg bestaan duivenmengelingen uit drie primaire voedingsstoffen: koolhydraten (suikers & zetmeel), eiwitten en vetten. Afhankelijk van de behoeften van de duiven moet de onderlinge verhouding tussen koolhydraten, eiwitten en vetten variëren. Het grootste aandeel wordt altijd gevormd door koolhydraten. Een kweekmengeling moet een relatief hoog eiwitaandeel hebben, terwijl een mengeling voor de laatste dagen voor een vlucht een relatief hoog vetgehalte moet bevatten. Het laten doorslaan van de balans op basis van de behoefte van de duiven gebeurt door te variëren in de samenstelling.